Ik moest eerst opzoeken hoe je het schrijft, want dit is eigenlijk een Turks woord. Je hoort het vaak hier op straat, dan klinkt het als “ahvas ahvas”, in het Albanees zeg je “ngadal ngadal”. Maar dat struikelt een beetje. Voor welke taal je ook kiest, het betekent: ’langzaam’. En dat is precies ons gevoelswoord bij het leren van de taal. Toen we in juli 2022 Albanië binnenreden, wisten we dat het leren van de taal een behoorlijke tijds investering zou worden. Een jaar flink er tegenaan zal ons vast een eind brengen, dachten we toen nog. En tja… wie beoordeelt dan nu hoe ver of hoe goed je inmiddels bent? Voor ons gevoel is het in ieder geval nog niet op het niveau wat we voor ogen hebben. Echter moeten we ook eerlijk zijn en mogen we dankbaar zijn voor dat wat we al wel kunnen.
Zo hield Johan in April zijn eerste preek in het Albanees. Een prachtige stap in de goede richting. We vierden het met een nagemaakt Hollands monchou taartje. Want je moet je momenten vieren!
Willeke is sinds april gestart met het leiden van de gebedsmomenten in de kerk. Samen met een redelijk vast groepje vrouwen wordt er een boekje behandeld, wat gaat over ‘vurig bidden’. Aansluitend wordt er dan gebeden voor allerhande actuele dingen, voor de stad, het land, de kerk, de wijk en ook zeker persoonlijk. Het mooie aan dit moment is dat het nog meer verbinding geeft onderling, contact van hart tot hart.
En zo gaan we, zei het “yavaşça yavaşça”, steeds een stapje verder vooruit. Het idee dat we met een jaar de taal wel aardig zouden beheersen hebben we maar losgelaten. Want een heel nieuwe taal leren, de grammatica goed begrijpen en beheersen, kloppende zinnen maken, verleden en heden op de juiste manier gebruiken zijn allemaal facetten die aandacht en oefening vragen. Dus we oefenen lekker verder. En ondertussen zijn er mensen in onze omgeving die ons ervan overtuigen dat we ook echt dankbaar mogen zijn voor wat we al kunnen. Soms komt die loftrompet precies op het juiste moment en het andere moment gaat hij het ene oor in en het andere weer uit. Maar alles bij elkaar zijn we dankbaar dat het lukt om de taal te leren en te merken dat we nog steeds niet uitgeleerd zijn.
Als je om je heen dus mensen ziet struggelen met een taal, of het nu Nederlands is of een andere, wees dan een beetje mild. Wanneer jij degene bent die hakkelt en struikelt in een andere taal, schaam je niet dat het niet vloeiend klinkt. Het hielp me te bedenken dat niemand zijn moedertaal in een jaar tijd vloeiend heeft leren spreken, lezen en schrijven. Deze mildheid helpt mij ook om te accepteren dat ik voorlopig nog wel “yavaşça yavaşça” zal blijven antwoorden op de vraag: ‘Hoe gaat het met de taal?’
En tja….dat onze kinderen, Mirjam op de kopshti in bijna 2 jaar tijd het albanees behoorlijk vloeiend beheerst en Abel sinds september het engels al behoorlijk onder de knie heeft, schuiven we dan maar af op de leeftijd.
We blijven geloven en vertrouwen dat God ons elke dag blijft helpen om het steeds een beetje beter te kunnen. En zoals Mirjam soms zo heerlijk onbevangen en vol vertrouwen zegt: ‘We kunnen toch aan de Here God vragen of Hij ons wil helpen? Misschien lukt het dan morgen wel!’ Daar houden we aan vast.